Peenbuikers

Een “peenbuiker” is een echte Loosduiner, dat wil zeggen hij moet er geboren en getogen zijn. Ik ben dat niet want ik ben er pas in 1951 komen wonen. Samen met mijn broertje en mijn vader.
De bijnaam hebben Loosduiners, mogelijk, omdat er in dit (voormalige) tuinbouwgebied veel penen werden verbouwd. Het verhaal gaat dat de tuinders hun penen in de slootjes schoonmaakten om mooiere penen te hebben dan de concurrentie en dus meer te kunnen verkopen. Om de penen te kunnen wassen lagen de tuinders op hun buik naast de slootjes waardoor hun buik vaak onder de modder zat. Vandaar de naam peenbuiker.
Voor de duidelijkheid, mijn vader noch ik hebben penen verbouwd en dus ook niet op onze buik naast slootjes gelegen. Bovendien hield ik helemaal niet van penen, die overigens in een ambtenaren gezin “worteltjes” heetten. Al werd dikwijls gezegd dat worteltjes goed voor je ogen waren omdat konijnen immers geen bril droegen, ik hoefde ze niet.

Wij woonden dus in Loosduinen, om precies te zijn in de Ockenburghstraat, in een pietepeuterig 3-kamer flatje van waarschijnlijk nog geen zeventig vierkante meters.
Wij woonden dus eigenlijk simpelweg op elkaars lip, maar dat ging wonderwel goed. Zelfs toen mijn vader hertrouwde en er nog een broertje bij kwam.

Onze lagere school, nu dus basisschool, stond aan de Scheveningselaan in Kijkduin. Ongeveer een half uur lopen en dat viermaal per dag, zomer en winter. Geen wonder dat wij spillebeentjes hadden. Er reed wel een bus, lijn M van de HTM. Maar hoewel deze vlak bij ons huis en vrijwel voor de school stopte hebben wij daar nooit gebruik van mogen maken. Dat was simpelweg te duur en lopen was immers gezond.

Behalve die ene keer dat wij onderweg in de naastliggende weilanden een stier hadden gepest, die vervolgens achter ons aan leek te komen. Met de angst in onze ogen renden wij het weiland uit en de weg op. Net op dat moment naderde de M-bus. De bezorgde chauffeur stopte langs de kant van de weg en liet ons instappen door de sissend open klappende voordeur. “Kom maar gauw mannetjes, je weet maar nooit met zo’n briesende stier”.
Gevolg was wel dat wij ruim een kwartier te vroeg thuis kwamen en onze moeder zich boos afvroeg hoe dat nou kon. Het verhaal van de briesende stier heeft zij nooit geloofd. En een gratis busrit ook niet.

In het oude dorp liggen veel herinneringen. De bioscoop de Roskam waar de eerste films van Roy (in de volksmond Rooie) Rogers draaide. De groenteboer Vreugdenhil en de kruidenier Lemckert. Maar ook de snackbar van Jenny en de boekwinkel van Kroon. Maar ook het gemeentehuis op de hoek van de Wilhelminastraat en de Willem III straat en het Politiebureau daarnaast.
Het Politiebureau waar wij broertjes een keer naar toe werden gebracht door een oplettende Loosduiner die ons in een boom had zien klimmen bij de begraafplaats Westduin. De hele weg liepen wij braaf achter hem aan. Wij werden ‘opgebracht’.
Drie uur later werden wij opgehaald door onze hevig verontwaardigde vader. Hoe konden zijn zoontjes hem dit aandoen, hij werkte immers bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De echte peenbuiker bestaat dus niet meer al zullen er echt nog wel wat hele oude peenbuikers leven. Zij zullen ongetwijfeld de verhalen over het “ oude Loosduinen” levend houden.
Alhoewel ik dus geen echte peenbuiker ben kijk ik toch met een zekere weemoed terug op die tijd en dat heerlijke dorp. Intussen eet ik, mits op een speciale manier klaargemaakt, wel worteltjes, peentjes eigenlijk.

Eigenlijk voel ik mij gewoon een oude peenbuiker. Ligt vast ook een beetje aan de leeftijd.

4 antwoorden op “Peenbuikers”

  1. Prachtig verhaal Ernst, met Dries eens stuur het naar het Museum of naar de Loosduinse Courant ?

  2. Altijd erg leuk, om jouw verhalen/herinneringen uit je leven te lezen – versierd met historische feiten! Heerlijk! Ik geniet ervan. “Karottenbauchlinger!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *